De eigenaar van een tuincentrum in Hilversum heeft ook in het hoger beroep bij de Raad van State bakzeil gehaald. Voormalig burgemeester Pieter Broertjes heeft volgens de hoogste bestuursrechter van het land volledig terecht het pand gesloten voor een jaar nadat er spullen waren gevonden die erop kunnen duiden dat het bedrijf grootschalige hennepteelt faciliteert. Inmiddels bestaat de growshop niet meer.
De Raad van State vindt de termijn gerechtvaardigd gezien het algemeen belang van bescherming van de openbare orde. Zo oordeelt de raad vandaag in haar uitspraak in de hoger beroepszaak. “Gezien de bevindingen en de ernst van het geval mocht de burgemeester de sluiting van twaalf maanden evenredig achten.”
Helemaal mis
Tijdens een gezamenlijke controle van de gemeente, de politie en de Belastingdienst op 27 oktober 2020 ging het helemaal mis voor de eigenaar van het tuincentrum aan de Tweede Loswal. Nadat al het papierwerk op orde was, trok Broertjes destijds de conclusie dat het bedrijf illegale hennepteelt kon faciliteren. De aanwijzing daarvoor waren de producten die de verschillende organisaties vonden in het pand.
Naast de spullen die zijn aangetroffen, kwamen er ook regelmatig bekenden uit het drugscircuit langs bij het bedrijf. Dat heeft politieonderzoek uitgewezen en heeft mede tot de termijn van een jaar geleid.
In zo’n geval heeft de burgemeester de bevoegdheid om woningen en bedrijfspanden te sluiten. Dat deed Broertjes dan ook: voor een heel jaar zelfs. Dat besluit nam hij in februari 2021. Met sluiting van een jaar ging de burgemeester toen ook in tegen het advies van de bezwaarcommissie. Dat orgaan vond dat Broertjes te streng was en adviseerde de deuren van het pand zes tot negen maanden dicht te houden.
Nooit verstoringen
Volgens de ondernemer heeft de burgemeester niet alleen dat advies in de wind geslagen, maar heeft hij eveneens geen goede redenen aangevoerd om de winkel een jaar lang te sluiten. Daarnaast is opgevoerd dat er tijdens een controle in 2019 helemaal geen reden naar boven is gekomen om handhavend op te treden. Twaalf maanden sluiting is veel te zwaar, ook omdat de zaak ‘nooit heeft geleid tot verstoringen van de openbare orde’.
De Raad van State stelt dat de ondernemer tijdens het hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen. Qua redenering is hetzelfde opgevoerd als tijdens de zaak bij de rechtbank. Tevens ontbreekt volgens de hoogste bestuursrechter goede argumentatie waaruit blijkt dat het besluit van de burgemeester onjuist zou zijn.
Naamsbekendheid doorbreken
Met de sluiting van een jaar wilde de burgemeester ook de naamsbekendheid van het bedrijf doorbreken. De winkel had een goede omzet en een brede klantenkring, die zelfs reikte tot het buitenland en dat terwijl er helemaal geen reclame was van de zaak of een aanduiding op het pand.
Al met al heeft het besluit van Broertjes het begin van het einde ingeluid, aldus de ondernemer. Daar denkt de Raad van State anders over. “Het feit dat de sluiting van het pand heeft geleid tot beëindiging van het bedrijf maakt niet dat de sluiting onevenredig is.”